Naar de oerwouden van Suriname

In 10 jaar tijd meer dan 90% van Suriname in kaart gebracht
Rond 1900 was het binnenland van Suriname voor blanken nog 'terra incognita' ofwel onbekend gebied. Tussen 1884 en 1927 werd met subsidie van het Aardrijkskundig Genootschap (later Koninklijk Nederlands AG) het binnenland van Suriname in kaart gebracht en wetenschappelijk onderzocht. De expedities leverden een schat op aan wetenschappelijke informatie op geografisch, geologisch, botanisch (planten) en zoölogisch (dieren) gebied. Ook stelden de onderzoekers vast of en waar zich mineralen en andere grondstoffen bevinden. De topografische opmeting had ook een politiek doel. Verkenning van het grensgebied was belangrijk voor de toekomstige grensverdragen met de buurlanden.

Drie van deze expedities worden hier besproken:
  1. de Gonini-expeditie,
  2. de Tapanahoni-expeditie en
  3. de Toemoekhoemak-expeditie.

Deze waren de derde, vierde en vijfde expeditie naar Suriname. Ze richtten zich op het zuidoostelijk deel van Suriname. Omdat het moeilijk is te voet door de jungle te gaan, werden de rivieren gebruikt om het binnenland te bereiken. De boot was bij deze Suriname-expedities dus het belangrijkste vervoermiddel. Bosnegers en indianen stonden de expedities bij als gidsen en dragers en gaven informatie over de plaatselijke bijzonderheden.