1602 VOC krijgt monopolie op handel Azië.
Op 20 maart 1602 verlenen de Staten Generaal aan de Verenigde Oost-Indische Compagnie het monopolie van handel en scheepvaart op Azië voor de duur van 21 jaar. Dit contract wordt de daarop volgende jaren steeds verlengd. De VOC mag bovendien uit naam van de Staten Generaal forten bouwen, oorlog voeren en verdragen sluiten. Veel gebieden van het latere Nederlands-Indië worden in de zeventiende eeuw door de VOC in bezit genomen.
1806 Een minister van Koloniën voor Het Koninkrijk Holland.
Op 31 december 1806 houdt de VOC op te bestaan. Haar eigendommen gaan naar de Nederlandse staat. In 1806 wordt de Bataafse Republiek het Koninkrijk Holland onder koning Lodewijk Napoleon. Een Ministerie van Koloniën gaat de Indische Zaken behartigen. De koning wil meer greep krijgen op de koloniën en benoemt daarom een krachtdadige gouverneur-generaal. Het hoogste gezag over de kolonie ligt in Nederland.
1830 Invoering cultuurstelsel.
Het Nederlandse bestuur verplicht de bevolking tegen een laag loon tropische exportproducten, zoals koffie, suiker en indigo, te verbouwen en te leveren. De opbrengst in de periode 1831-1877 is 823 miljoen gulden. Rond 1850 vormt de Javaanse productie 25% van de staatsinkomsten van Nederland! Tijdens de periode van het Cultuurstelsel zijn de Buitengewesten niet interessant: deze zijn verliesgevend. Daarom ligt de concentratie van de bestedingen op Java en Madoera. Dit wordt de onthoudingspolitiek genoemd.
1870 Cultuurstelsel opgeheven.
In de agrarische wet wordt vastgelegd dat de Javanen volledig over hun eigen akkers kunnen beschikken. De rest van het land is echter van Nederland. Dit land verkoopt Nederland aan rijke ondernemers die er plantages op bouwen en zo enorme winsten maken.
1873 Uitbreiding macht over Nederlands-Indië leidt tot Atjeh oorlog.
Aan het eind van de 19e eeuw wil de Nederlandse regering haar macht over Nederlands-Indië uitbreiden. Daarvoor is geweld nodig. Een bekend voorbeeld hiervan is de jarenlange strijd tegen de bevolking van Atjeh, ontstaan in 1873. Het Nederlandse gezag wilde van alle inlandse vorsten een contract, waarin de vorsten beloofden het Nederlandse gezag te accepteren en te respecteren. Op deze manier hoopten de Nederlanders toekomstige conflicten te kunnen voorkomen.
1877 Eerste KNAG-expeditie naar Nederlands-Indië.
De Midden-Sumatra expeditie.
1901 Ethische politiek.
In de troonrede kondigt koningin Wilhelmina een nieuw Indisch beleid aan, de Ethische Politiek. In deze politiek moet het belang van Indië en haar bevolking voorop staan. Het doel is zelfstandigheid van Nederlands-Indië in de toekomst. Onderwijs, infrastructuur en landbouw staan hoog op de politieke agenda.
1918 Instelling Volksraad.
Als reactie op de toenemende druk van de nationalistische beweging stelt Nederland de Volksraad in. Deze raad heeft echter slechts beperkte bevoegdheden. Van een echte volksvertegenwoordiging is geen sprake. Slechts 39% van de leden was inheems. Door een grondwetwijziging in 1922 wordt de Volksraad wel medewetgevend. Maar het is dan nog geen volwaardig parlement.
1927 Oprichting nationalistische partij.
In 1927 wordt de Partai Nasional Indonesia, de PNI, opgericht door Soekarno. Deze partij wilde een onafhankelijk Indonesië.
Dat doel wilde men bereiken door het organiseren van de inlandse bevolking. Ze wilden niet samenwerken met de Nederlanders. Nationalistische geluiden nemen in deze periode toe.
1942 Japan bezet Nederlands-Indië.
In 1941 bombarderen Japanse vliegtuigen de Amerikaanse Pearl Harbor. Dat is het begin van de Tweede Wereldoorlog in Azië.
Binnen een paar weken valt Japan Nederlands-Indië aan. De Nederlanders maken geen schijn van kans en geven zich op 9 maart 1942 over. Kort na hun overgave worden de Nederlanders gevangen genomen.
1945 Japan geeft zich over en Soekarno roept de Republiek Indonesië uit.
Het herstel van de oude koloniale macht wordt hierdoor bijna onmogelijk gemaakt. Nederland wil onderhandelen, maar de Indonesiërs voelen niks voor akkoorden met de koloniale machthebbers.
1947/48 Politionele acties.
Koloniale oorlogvoering. Op veel eilanden is het Nederlandse gezag al met geweld hersteld, maar op Java breidt de macht van nationalisten juist uit. Eind juli 1947 besluit de Nederlandse regering militair in te grijpen. Onder druk van de Verenigde Naties staakt de regering de strijd na enkele dagen. In december 1948 volgt de tweede politionele actie. Militair waren de acties een succes, maar politiek waren ze rampzalig.
1949 Indonesië onafhankelijk.
Onder druk van de Verenigde Staten draagt Nederland 27 december 1949 het bestuur over Nederlands-Indië (met uitzondering van Nieuw-Guinea) over. De Verenigde Staten van Indonesië (VSI) zijn een feit.
Afgesproken wordt dat de status van Nieuw-Guinea binnen een jaar geregeld wordt.
1959 Laatste KNAG-expeditie naar Nieuw-Guinea.
Sterrengebergte, Nieuw-Guinea.

1963 Nederland draagt Nieuw-Guinea over aan Indonesië.
Na de besprekingen over de politieke toekomst van Nieuw-Guinea moet Nederland accepteren dat het gebied onder VN-toezicht wordt geplaatst. De VN zouden Nieuw-Guinea dan overdragen aan Indonesië. Indonesië moest van de VN de plaatselijke bevolking laten beslissen over het uiteindelijke lot van het gebied. Op 1 juni 1963 krijgt Indonesië het bestuur over Nieuw-Guinea overgedragen van de VN.
1667 Suriname in handen van Nederland.
Met het Verdrag van Breda dragen de Engelsen Suriname over aan Nederland, in ruil voor Nieuw Amsterdam (New York). Cornelis van Aerssen, de eerste gouverneur van Suriname, zet zich in voor de vergroting van het aantal plantages. Afrikaanse slaven werken op de koffie- en suikerplantages. De Surinaamse koffie en suiker worden op de Nederlandse markt verkocht. De kolonisatie van het land blijft beperkt tot de smalle kuststrook. De oorspronkelijke bewoners van het Surinaamse grondgebied, de Indianen trekken zich terug in het binnenland. Ook weggelopen slaven vestigen zich in het binnenland en vormen daar nieuwe groepen van Bosnegers.
1863 De slavernij in Suriname wordt afgeschaft.
In 1863 wordt in Suriname de slavernij afgeschaft. Maar pas in 1873 worden de ex-plantageslaven echt vrij. In dat jaar vervalt het 'staatstoezicht'. Dat is hun verplichting om elk jaar een arbeidscontract met een plantage-eigenaar af te sluiten. De meeste ex-slaven zetten een eigen boerenbedrijfje op. Een ander groot deel trekt naar Paramaribo om bij de overheid te werken. Om het tekort aan arbeidskrachten op te vangen worden veel plantages samengevoegd. In 1862 telt Suriname 216 plantages, in 1913 nog 79. De totale opbrengst aan suiker blijft overigens door de eeuwen heen vrijwel constant. De koffie, cacao en katoen verdwijnen.
1871 Arbeidskrachten uit Brits-Indie en Java naar Suriname.
Vanaf 1871 voert de overheid ruim 30.000 Brits-Indiërs en 33.000 Javanen naar Suriname. Voor de tocht verplichten zij zich vijf jaar op de plantages te gaan werken. Daarna kunnen ze naar huis terug. Ongeveer tweederde van de Indiase en Javaanse contractarbeiders gaat echter nooit naar huis terug. Zij blijven in de kolonie wonen. Dat komt vooral omdat het na 1890 mogelijk is een eigen perceel grond voor landbouw te gebruiken. Gedwongen arbeid, om de kolonie tot bloei te brengen, is kenmerkend voor de gehele geschiedenis van Suriname.
1901 Eerste Suriname-expeditie van het KNAG.
De Coppename-expeditie.
1922 Het Amerikaanse bedrijf Alcoa gaat bauxiet winnen.
De komst van dit bedrijf is belangrijk voor de economie van Suriname. In 1939 volgt een dochteronderneming van Shell.
1946 Oprichting nationalistische politieke partijen.
Na WO II wordt een Creoolse partij (NPS,1946), een Hindoestaanse partij (VHP, 1949) en een Javaanse partij (PNR,1947) opgericht. De Nationale Partij Suriname (NPS) en de Partij Nationalistische Republiek (PNR) streven naar zelfstandigheid op korte termijn. De Hindoestaanse Vatan Hitkari Partij (VHP) wenst nog een band met Nederland.
1948 De laatste Suriname-expeditie van het KNAG.
1948 Algemeen kiesrecht wordt ingevoerd.
1954 Ruime mate van zelfbestuur voor Suriname.
In het Koninkrijksstatuut der Nederlanden wordt de nieuwe positie van Suriname en de Nederlandse Antillen geregeld. Suriname blijft onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar heeft een binnenlands zelfbestuur. Buitenlandse Zaken en Defensie vallen onder de taken van het Koninkrijk. De Nederlandse en Amerikaanse invloed op de economie blijven groot.
1975 Onafhankelijkheid van Suriname.
Begin jaren '70 neemt het verzet over de slechte sociaal-economische situatie toe. Er zijn stakingen in het onderwijs en bij de Suriname Aluminium Company. Begin 1973 vindt een algemene staking plaats. Bij parlementsverkiezingen in 1973 behaalt de Nationale Partij-Kombinatie (NPK) de overwinning. Arron, voorzitter van de NPK, stelt een nieuwe regering in die aankondigt het land voor eind 1975 onafhankelijk te willen maken.
In oktober 1975 wordt in het Nederlandse parlement een wet tot wijziging van het Koninkrijksstatuut aanvaard. Suriname is dan onafhankelijk.

K

Tijdgeest 1873-1960
Nederlandse expedities
Nederland en
haar koloniën
Mensbeelden

Tijdgeest 1873-1960

Nederland en haar koloniën
De meeste KNAG-expedities vonden plaats in Suriname en Indonesië, de toenmalige Nederlandse koloniën. Toen de expeditieleden hun onderzoek deden stonden deze landen nog onder Nederlands bestuur. Welke rol speelde Nederland in de periode van de expedities in Indonesië en Suriname?

Nederlands-Indië / Indonesië
1602    VOC krijgt monopolie op handel Azië
1806 Een minister van Koloniën voor Het Koninkrijk Holland
1830 Invoering cultuurstelsel
1870 Cultuurstelsel opgeheven
1873 Uitbreiding macht over Nederlands-Indië leidt tot Atjeh oorlog
1877 Eerste KNAG-expeditie naar Nederlands-Indië
1901 Ethische politiek
1918 Instelling Volksraad
1927 Oprichting nationalistische partij
1942 Japan bezet Nederlands-Indië
1945 Japan geeft zich over en Soekarno roept de Republiek Indonesië uit
1947 Politionele acties
1949 Indonesië onafhankelijk
1959 Laatste KNAG-expeditie naar Nieuw Guinea
1963 Nederland draagt Nieuw-Guinea over aan Indonesië

Suriname
1667     Suriname in handen van Nederland
1863 De slavernij in Suriname wordt afgeschaft
1871 Arbeidskrachten uit Brits-Indië en Java naar Suriname
1901 Eerste Suriname-expeditie van het KNAG.
1922 Het Amerikaanse bedrijf Alcoa gaat bauxiet winnen
1946 Oprichting nationalistische politieke partijen
1948 De laatste Suriname-expeditie van het KNAG
1948 Algemeen kiesrecht wordt ingevoerd
1954 Ruime mate van zelfbestuur voor Suriname
1975 Onafhankelijkheid van Suriname