K

Tijdgeest 1873-1960
Nederlandse expedities
Nederland en
haar koloniën
Mensbeelden

Tijdgeest 1873-1960

Mensbeelden
De wereld was anders dan nu. De mensen dachten ook anders over elkaar. De eigen, Europese beschaving werd door velen als superieur gezien. Dat komt naar voren in de denkbeelden over de inlandse bevolking. Men wilde alles weten over deze bevolkingsgroepen. Daarom werden er allerlei onderzoeken uitgevoerd. Later is daar veel kritiek op gekomen.

Denkbeelden over de inlandse bevolking
Onderzoek van de inlandse bevolking

Denkbeelden over de inlandse bevolking
De geograaf Pijnappel schrijft aan het eind van de 19e eeuw:
'De inlander is een kind gelijk, maar met de bestemming om steeds een kind te blijven.'

Veth, de eerste KNAG-voorzitter, was het niet met hem eens. Hij was er van overtuigd dat ‘die bevolking wel het niveau van de Europeaan kon bereiken’. (Van der Velde, 2000). Duidelijk is zijn eurocentristische opvatting.

De Goeje was expeditielid op drie Suriname-expedities. Hij leerde de taal van de Indianen. In 1904 schrijft hij in het verslag van de Tapanahoni-expeditie over de Indianen:
'Volgens onze opvattingen behooren ze tot wat men noemt 'onbeschaafde volksstammen'; ze kennen geen geschreven taal, noemen wat meer dan 4 is 'veel', weten geen metaal te bewerken, hebben geen arbeidsverdeeling enz.'
'Toch ontving ik den indruk, dat ze het nogal goed kunnen stellen zonder onze beschaving, en net zoo'n gelukkig leven leiden als wij.'

Hieruit blijkt dat het hem zeker niet te doen is de Europese beschaving over te brengen op de Indianen. Hij ziet daarin zelfs gevaren:
'De Indianen kunnen met geregelde gemeenschap met de buitenwereld weinig winnen en veel verliezen. Daarbij heb ik voornamelijk het oog op het gevaar van den drank. De Trio's waren nog niet zoo erg verzot op den borrel; de Ojana's hadden den smaak reeds goed te pakken en zullen zoodra de gelegenheid daartoe wordt opgesteld zeker even sterk aan den drank verslaafd raken als hunne stamverwanten aan de kust. (…) Er zou dus weinig tegen het handhaven van den bestaanden toestand te zeggen zijn. Wanneer echter te eeniger tijd een spoorweg de boven-Lawa en Tapanahoni met de stad verbindt, zal zulks niet langer mogelijk wezen. Dan behoort men middelen te beramen om de Indianen te beschermen tegen de schadelijke invloeden die hun ondergang kunnen bewerken.'

De aanwezigheid van de Europeanen en hun onderzoek heeft gevolgen gehad voor de toekomst van de inlandse bevolkingsgroepen.

Onderzoek van de inlandse bevolking
Onderdeel van het onderzoek op de expedities was de volkenkunde of antropologie. De onderzoekers probeerden de taal te leren, beschreven de kleding en feesten, ruilden voorwerpen enzovoorts. Daarnaast verrichtten ze ook metingen.
Uit het verslag van de Sterrengebergte-expeditie:
'Van elke volwassen Papoea, man of vrouw, wordt een groot aantal maten genomen, zoals bijvoorbeeld lichaamslengte, lengte en breedte van het hoofd, lengte en breedte van de neus. Bovendien worden gegevens genoteerd over de kleur van de huid, van het haar en van de ogen, wijze van inplanting van het haar enz. Al deze gegevens zijn van belang om een goede beschrijving van het ras van de Sibillers te geven en de verwantschap daarvan na te gaan.'

Dit type onderzoek heeft later veel weerstand opgeleverd. Een belangrijk argument daarin is dat het onderzoek mensonterend is.