Brongersma,
Leo Daniël
Franssen
Herderschee, A.
Goeje, Claudius
Henricus de
Kate,
Herman F.C. ten
Schouw Santvoort,
Johannes
Veth,
Daniël David

Portretten

Goeje, De
Claudius Henricus de Goeje (1879-1955) wordt te Leiden geboren. Een studiebol lijkt hij niet te zijn want op de HBS bakt hij er niet veel van. Na de tweede klas verlaat hij de school om zich te laten inschrijven bij de Koninklijke Marine. In Nederlands-Indië komt hij als luitenant ter zee bij de Hydrografische Dienst te werken waar hij tot 1909 werkzaam blijft. Daar valt zijn talent op in het tekenen van kaarten. Hij gaat mee als tweede geograaf op de Gonini- en de Tapanahoni-expeditie, naar de binnenlanden van Suriname. Tijdens deze tochten is De Goeje naast het verrichten van topografische opnemingen belast met etnografica en legt hij de eerste contacten met de Oyana- en Trio-indianen. Deze kennismaking vormt het begin van een levenslange passie. De volgende tocht naar het Toemoekhoemakgebergte langs de zuidelijke grens van Suriname staat onder zijn leiding. Voor de derde maal staat hij oog in oog met de indianen, waar hij dit keer gelegenheid vindt een grote verzameling gebruiksvoorwerpen en veren tooien aan te leggen. Ook verdiept hij zich in de taal en cultuur. Van 1910 tot 1924 is hij werkzaam bij de Dienst voor de Scheepvaart in Batavia, de laatste jaren als hoofd. Na zijn pensionering neemt hij de studie van de taal en cultuur van de indianen weer op. In 1937 volgt dan zijn laatste verblijf in Suriname. In 1946 wordt hij voor zijn verdiensten beloond met een bijzonder hoogleraarschap aan de Leidse universiteit waar hij de opdracht krijgt te doceren in taal- en volkenkunde van Suriname en Curaçao. In 1951 gaat hij met pensioen en vier jaar later overlijdt hij.
  .

 
 
.